Meneer Harkarvy

60 jaar NDT

tekst: francine van der wiel

Benjamin Harkarvy speelde een cruciale rol bij het ontstaan én de eerste successen van Nederlands Dans Theater. Toch is hij nu vrijwel vergeten. Wie was hij en waarom was hij zo belangrijk?

‘Ik vind die omstandigheden van dien aard, dat ik geloof dat een volgende stap in de ontwikkeling van de dansgeschiedenis in Nederland kan worden gezet.’ Het waren geen kleine woorden die Benjamin Harkarvy in 1959 tegen een verslaggever van De Telegraaf sprak. Maar hij had gelijk: het prille Nederlands Dans Theater (NDT), dat hij samen met danser Aart Verstegen en zakelijk magiër Carel Birnie oprichtte, zou in de jaren nadien met een frisse, experimentele mengvorm van ballet en moderne dans een ware revolutie in de danswereld ontketenen. En hij, de tonronde, klassiek getrainde Amerikaan, zou daarbij van onschatbare waarde blijken. Toch is hij voor jongere generaties niet veel meer dan een naam. ‘Harkarvy, dat was toch die dikke vent bij NDT?’ Vraag het daarentegen degenen die met hem hebben gewerkt, en zij ontsteken in enthousiaste lofzangen. Een fantastische pedagoog, begeesterd, een man met gigantische vakkennis en duidelijke visie. Iemand die ongehinderd door knellende danstradities in artistiek co-leiderschap met Hans van Manen en zakelijk ondersteund door Carel Birnie tijdens de eerste tien jaar van NDT een artistieke koers uitzette die wereldwijd zou worden gekopieerd.

Dat er geen glanzende podiumcarrière voor hem zou zijn weggelegd, stond dus tot zijn verdriet al min of meer vast toen hij op zijn dertiende aan balletlessen begon.

Geboren pedagoog
Tot zover niets nieuws. Maar wát maakte hem zo bijzonder, wie wás hij, deze Harkarvy? Over zijn achtergrond en familie heeft hij met zijn pupillen en collega’s in Nederland niet veel gesproken. Zeker is dat hij op 16 december 1930 in New York ter wereld kwam, als telg van een redelijk welgesteld joods gezin (zijn vader was tandarts) met Russische roots. Én met min of meer genetische gewichtsproblemen, want zijn tantes waren naar verluidt nog dikker dan hun neef, die altijd óf kogelrond was óf, dankzij rigoureus lijnen, kortstondig slank. Relatief dan. Dat er geen glanzende podiumcarrière voor hem zou zijn weggelegd, stond dus tot zijn verdriet al min of meer vast toen hij op zijn dertiende aan balletlessen begon. Eén seizoen stond hij bij de Brooklyn Lyrical Opera op de planken, daarna volgden nog wat korte engagementen. Zijn opleiding kreeg hij van docenten met uiteenlopende achtergronden. De Amerikaan George Chaffee bijvoorbeeld was Russisch getraind, evenals Edward Caton, terwijl Margaret Craske een Cecchetti-specialiste was (Italiaanse school). Harkarvy studeerde aan George Balanchines School of American Ballet, kreeg les van de Britse choreograaf Antony Tudor en de notoir veeleisende ‘Madame Anderson’, ofwel de Russische emigrée Yelizaveta Anderson-Ivantzova. Die laatste herkende de geboren pedagoog in hem en liet hem op jonge leeftijd al lesgeven. Later zou haar invloed, via Harkarvy, ook de dansers in Nederland bereiken: onberispelijk dienden zij in de les te verschijnen, keurig gekapt, geen beenwarmers, de vrouwen opgemaakt. Ook al verkeerden sommigen buiten de studio op vriendschappelijke voet met hem, in de les was het altijd ‘meneer Harkarvy’ en ‘u’.

Benjamin Harkarvy, 1959. Foto: Ed van der Elsken / Nederlands Fotomuseum

Het scala aan danstechnieken uit zijn opleiding is waarschijnlijk de verklaring voor de inhoud van zijn lessen, die verschillende stijlen incorporeerden en de nadruk legden op zuivere placering en alignment, en dansant en ruimtelijk waren. Ook verwerkte hij moderne technieken in zijn lessen. Alles danste hij voor (‘met dat grote lijf, die enorme voeten’, voegen oud-NDTers steevast toe), terwijl hij zichzelf begeleidde met zang en lyrische uitspraken als ‘Dit is de móóiste pas van het vocabulaire’ of ‘Geníet van je attitude.’ Bovendien stemde hij zijn aanwijzingen af, in de vorm van suggesties (‘Probeer het eens zo, wat als je je heup nou…’), op individuele mogelijkheden en fysiek. Voor de dansers van het Nederlands Ballet van de roemruchte Sonia Gaskell was dat niet minder dan een openbaring, en een verademing na Gaskells gehamer op bijvoorbeeld hoge benen, zonder uitleg maar mét ongenadig gesjor aan de imperfecte balletlichamen die destijds eerder regel dan uitzondering waren.

Frisse mentaliteit
Harkarvy had in New York naam gemaakt als docent en was geliefd bij zowel klassiek als modern geschoolde dansers. Ook leden van bijvoorbeeld het New York City Ballet bezochten zijn studio, dit overigens tot ongenoegen van Balanchine. In 1958 was hij het antwoord op de smeekbeden van de dansers van het Nederlands Ballet. Zij snakten naar een balletmeester, iemand die broodnodige orde zou brengen in de chaotische leiderschapsstijl van Gaskell. Zij was zowel artistiek leidster als balletmeester van het jonge gezelschap, maar verbleef vaak in Parijs ‘om op te laden’. De dansers bleven dan verweesd achter en moesten maar zien hoe ze zich redden. Gaskell haalde Harkarvy in 1958 op aanbeveling van het American Ballet Theatre naar Nederland. Hier trof hij tot zijn verrassing en vreugde maar liefst víer gesubsidieerde gezelschappen aan (het Nederlands Ballet, het Scapino Ballet, het Ballet der Lage Landen en het Ballet van de Nederlandse Opera), met dansers van wie de open en frisse mentaliteit hem deed denken aan hun tegenvoeters in Amerika, waar de danstraditie eveneens relatief jong was. Die ongekunstelde oprechtheid, tekende de journalist van De Telegraaf op, achtte Harkarvy ‘van de grootste betekenis voor dans als serieuze kunst.’ Om heerlijk ‘elitair’ toe te voegen: ‘In vermaakskunst stel ik in het geheel geen belang.’

Harkarvy deed ‘alles’: naast de artistieke leiding met alle bijbehorende beraadslagingen in wrakkige kleedkamers, stelde hij het repertoire samen, repeteerde en gaf les.

'Four Times Six' van Benjamin Harkarvy. Foto: Hans van den Busken

Dienend en degelijk
Harkarvy werd in het Nederlands Ballet op handen gedragen, wat door Gaskell als bedreiging werd ervaren. Haar oekazes vanuit Parijs en grillige persoonlijkheid maakten, als zij aanwezig was, de sfeer in de groep er niet beter op en de situatie escaleerde toen zij zakelijk leider Carel Birnie zijn ontslag aanzegde. Mogelijk was ook een factor dat Gaskell een jongere generatie dansers kansen wilde geven, waardoor een aantal oudere solisten zich op hun beurt bedreigd voelden.
Hoe dat ook zij (de verklaringen uit ‘kamp Gaskell’ en ‘kamp Harkarvy’ lopen hierover uiteen en volgen de breuklijnen die destijds ontstonden), het resultaat is bekend: Verstegen, Birnie, Harkarvy en een groepje rebellerende dansers stapten uit het Nederlands Ballet en richtten Nederlands Dans Theater op. Harkarvy werd de eerste directeur, Birnie nam de zakelijke leiding ter hand.
Die eerste tijd was er één van ongekend hard werken. Soms kwamen ouders van piepjonge dansers  ’s avonds laat naar de studio in Den Haag om hun kroost bij Harkarvy op te eisen. Die deed ‘alles’: naast de artistieke leiding met alle bijbehorende beraadslagingen in wrakkige kleedkamers, stelde hij het repertoire samen, repeteerde en gaf les. Een te groot takenpakket, besefte hij zelf, en in 1960 al werd de jonge choreograaf Hans van Manen gevraagd artistiek directeur te worden, met Harkarvy als balletmeester-choreograaf- adviseur en later (opnieuw) codirecteur.

Tot Harkarvy’s vertrek in 1969 werkten de twee artistieke roergangers goed samen, in de herinnering van Van Manen zonder noemenswaardige conflicten, elkaar afwisselend en aanvullend. Van Manen, overigens ook zelf een goed repetitor, waardeerde Harkarvy’s kundige dansanalyses en Harkarvy gunde Van Manen zijn succes ruimhartig. Zijn eigen aandeel in het repertoire was veelal dienend; hij zorgde voor een traditioneler, neoklassiek tegenwicht voor de experimenten van de toenmalige huischoreografen (naast Van Manen maakten onder anderen Verstegen, Jaap Flier en René Vincent nieuw werk). Grand Pas Espagnol, Le Diable a quatre, Sol y Sombra, Four Times Six; het waren degelijke, zij het artistiek weinig prikkelende werken. Met die balletten en zijn lessen zorgde Harkavy wél voor een stevige technische, op klassieke leest geschoeide basis onder het jonge gezelschap.

Er was een tijd dat goede Amerikaanse schrijvers een toevlucht zochten in Parijs; nu lijkt het erop, dat heel wat goede Amerikaanse choreografen een toevlucht hebben gezocht in Den Haag.

New York Times, 1965

Razend enthousiast
Ook zijn Amerikaanse netwerk was van grote waarde voor de rebellenclub die NDT was. Harkarvy haalde moderne choreografen naar Den Haag: Anna Sokolov, Glen Tetley (die later korte tijd directeur van NDT werd), John Butler. Met hun werken en dat van, vooral, Hans van Manen scoorde het gezelschap de eerste grote successen. Na een paar jaar en een bijna-opheffing – Harkarvy had zelfs al een contract elders getekend – kwam de overheid dan ook over de brug met een substantiële subsidie en kon het gezelschap, mét Harkarvy in de leiding, blijven bestaan. De Nederlandse dansrecensenten, voor een groot deel Gaskell-volgelingen, moesten langzaamaan ook bijdraaien. Ook de buitenlandse persstemmen waren tijdens internationale tournees razend enthousiast, op schaarse uitzonderingen na. Toen de groep in 1965 zijn debuut in New York maakte, noteerde de invloedrijke Clive Barnes van de New York Times dat NDT zich in korte tijd had ontpopt tot een van de meest creatieve en tot de verbeelding sprekende gezelschappen van Europa. ‘Er was een tijd dat goede Amerikaanse schrijvers een toevlucht zochten in Parijs; nu lijkt het erop, dat heel wat goede Amerikaanse choreografen een toevlucht hebben gezocht in Den Haag’, aldus Barnes. The rest is history. Harkarvy  verliet NDT in 1969, naar eigen zeggen omdat de groep zich voldoende had ontwikkeld om op eigen benen te kunnen staan. Van Manen wees een jaar later, toen hij zelf ook vertrok, in een interview een machtsstrijd tussen de zakelijke en de artistieke directie aan als verklaring. Pas met de komst van Jirí Kylián, in 1975, keerde de rust weer. Terug in de Verenigde Staten had Harkarvy een reeks van korte dienstverbanden bij gezelschappen en scholen en gaf hij workshops en summer schools. Als internationaal veelgevraagd freelance docent en balletmeester gaf hij ook in Nederland nog regelmatig les. Pas toen hij in 1992 directeur werd van de dansafdeling van de Juilliard School of Art in New York, kwamen zijn kwaliteiten weer volledig tot hun recht. In de jaren tachtig was die befaamde theateracademie in het slop geraakt. Harkarvy, pedagoog pur sang, bracht de school weer naar de top. Op 30 maart 2002 zakte hij daar in de dansstudio, zijn biotoop, tijdens het lesgeven in elkaar: hartfalen.  Hij stierf in het ziekenhuis, 71 jaar oud. Ter nagedachtenis verschenen uitvoerige necrologieën in grote Amerikaanse dagbladen en danstijdschriften, en de Juilliard School organiseerde een ‘memorial evening’. Uiteraard mét een optreden van NDT, dat door Kylián op de fundamenten die Harkarvy had gelegd naar een nieuwe bloeiperiode was geleid.

NDT-oprichters Aart Verstegen (links) en Carel Birnie en Benjamin Harkarvy (rechts), rond 1960

Dit artikel kwam tot stand met medewerking van: Robert Battle, Han Ebbelaar, Martinette Janmaat, Hans van Manen, Alexandra Radius, Marian Sarstädt en Reuven Voremberg.

Dit artikel verscheen in het jubileumnummer van Dans Magazine, speciaal gewijd aan het zestigjarig bestaan van Nederlands Dans Theater.